Koplampafstelling



Koplampen worden tijdens het gebruik zeer heet; zorg dat u de lampen zelf of de rest van de omringende armatuur niet aanraakt vlak na het uitschakelen.



Voor het afstellen van de koplampen:


1.Maak de buitenste lens schoon zodat je het midden (A) de koplampen kunt zien.

 

2.Parkeer het voertuig 7,5 m van een muur of scherm vandaan (A).

 

3.Zet de dimlichten aan.

4.Bekijk of de koplampen juist gericht zijn.

Verticale afstelling:
Meet de hoogte van de koplampen (A). De lichten moeten 52 mm onder koplamphoogte (B) reflecteren. 

 

5.Indien noodzakelijk de motorkap openen en de koplampen afstellen in overeenstemming met de plaatselijk geldende voorschriften door aan de stelinrichting te draaien.