1. | Zorg ervoor dat de contactschakelaar UIT staat. |
2. | Sluit de HDS aan op de DLC (A).
|
3. | Zet de contactschakelaar AAN (II). |
4. | Verzeker u ervan dat het HDS communiceert met de auto en de SRS-eenheid. Wanneer dit niet het geval is, controleert u het DLC-circuit op storingen. |
5. | Gebruik de HDS om op DTC’s te controleren. |
6. | Lees de DTC. |
7. | Doe de contactschakelaar UIT en wacht 10 seconden. |
8. | Koppel de HDS los van de DLC. |
9. | Voer de storingzoekprocedure voor de DTC uit. |
1. | Zorg ervoor dat de contactschakelaar UIT staat. |
2. | Sluit de HDS aan op de DLC (A).
|
3. | Zet de contactschakelaar AAN (II). |
4. | Verzeker u ervan dat het HDS communiceert met de auto en de SRS-eenheid. Wanneer dit niet het geval is, controleert u het DLC-circuit op storingen. |
5. | Selecteer SRS en dan DTC in het SRS-menu van het HDS om de DTC(s) te wissen. |
6. | Doe de contactschakelaar UIT en wacht 10 seconden. |
7. | Koppel de HDS los van de DLC. |
1. | Lees de DTC af (zie ‘‘DTC aflezen"). |
2. | Wis het DTC-geheugen (zie ‘‘DTC-geheugen wissen"). |
3. | Trek de handrem aan en start de motor en laat deze stationair draaien. |
4. | Het SRS-controlelampje brandt ongeveer 6 seconden en gaat dan weer uit. |
5. | Schud even met de betreffende kabelboom en stekkers en let op loszittende verbindingen, slechte penaansluitingen en slechte massa's. |
6. | Maak een proefrit (snel optrekken, plotseling remmen en bochten nemen), draai het stuurwiel volledig naar links en rechts en houd het daar 5 tot 10 seconden. Als het probleem zich opnieuw voordoet, begint het SRS-controlelampje te branden. OPMERKING: Door een defecte kabelhaspel kan de verbinding met de bestuurdersairbag periodiek worden onderbroken. |
7. | Als u de periodiek optredende storing niet opnieuw kunt oproepen, is het systeem op dit moment in orde. |