Wieluitlijning

Benodigd speciaal gereedschap
Meethulpstuk voor wieluitlijning, 64 x 40 mm (07MGK-0010100)
 



De voorwielvlucht (camber) en het toespoor van de wielophanging kunnen worden aangepast. Al deze afstellingen beïnvloeden elkaar echter. Als u bijvoorbeeld de wielvlucht afstelt, verandert ook de sporing. Daarom moet u de voorwieluitlijning in het geheel opnieuw uitvoeren als u de wielvlucht of de sporing afstelt.

Controles vóór het uitlijnen


Voer de volgende controles uit voor een correcte inspectie en afstelling van de wieluitlijning:

1.Zet de parkeerrem los om een verkeerde meting te voorkomen.

2.Controleer of er niets gewijzigd is aan de wielophanging.

3.Controleer de maat van de banden en de bandenspanning aan de hand van de informatie.

4.Controleer de velgen en de banden op slingeren.

5.Controleer de fuseekogels. (Houd een wiel met uw handen tegen en beweeg het naar boven en beneden en naar links en rechts om te controleren op slingeren).

 

6.Laat de auto enkele malen in- en uitveren zodat de wielophanging zich kan zetten.

Inspectie caster voorzijde


1.Krik de voorkant van de auto op en verwijder de wieldoppen.

OPMERKING: Duw nadat u het wiel verwijderd heeft de dop op het aluminiumwiel van binnen naar buiten.

2.Zet de draaihoekmeters onder de voorwielen. Plaats platen met dezelfde dikte als de draaihoekmeters onder de achterwielen en laat de auto zakken.

OPMERKING: Controleer of de auto vlak staat met de wielen op de draaiplaten en de platen.

3.Breng het meethulpstuk wieluitlijning en de camber-/castermeter (A) aan op de wielnaaf. Trek de handrem aan zodat de voorwielen geblokkeerd zijn.

 

4.Draai het voorwiel 20° naar buiten en draai de afstelschroef op de camber-/castermeter zó dat de bel op 0° staat.

5.Draai het wiel 20° naar binnen en lees met de bel in het midden van de meter het caster af. Als het caster niet binnen de specificaties valt, controleer dan op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.

Casterhoek voorwielen: 4 ° 14 '±30 ' 

Inspectie camber voorzijde


1.Zet de voorwielen in de rechtuit positie.

2.Krik de voorkant van de auto op en verwijder de wieldoppen.

OPMERKING: Duw nadat u het wiel hebt verwijderd de dop op het aluminiumwiel van binnen naar buiten.

3.Breng het bevestigingshulpmiddel (A) voor het uitlijnen van de wielen en de camber-/castermeter aan op de wielnaaf.

 

4.Lees de camber af op de meter met de bel in het midden. Als de camber niet binnen de specificaties valt, stel deze dan af.

Camber voorwielen: 0 ° 00 '±30 ' 
Maximale verschil tussen de
linker- en de rechterzijde:
 

0 ° 30 ' 

Camber voorwielen afstellen


De camber van de voorwielen kan worden afgesteld door één of beide klembouten van de schokdemper te vervangen door afstelbouten met een kleinere diameter. Het verschil in diameter tussen de afstelbout en het gat van de klembout maken een geringe mate van afstellen mogelijk.

 

1.Krik de voorkant van de auto op en ondersteun de auto op de juiste plaatsen met veiligheidsbokken, .

2.Verwijder de voorwielen.

3.Draai de klembouten (A) van de schokbreker los en stel de camber af door de onderkant van de schokbreker zo ver als de speling van de schokbrekerklembout toestaat te verdraaien.

 

4.Draai de schokdemperklembouten vast conform het voorgeschreven aanhaalmoment. Controleer het aanhaalmoment van de schokdemperklembouten.

5.Monteer de wielen weer terug. Laat de voorzijde van de auto op de grond zakken en laat de voorzijde van de auto een paar keer in- en uitveren, zodat de wielophanging zich kan zetten.

6.Meet de camber.
  • Controleer het toespoor als de gemeten waarden binnen de specificaties vallen.
  • Als de gemeten waarden niet binnen de specificaties vallen, ga dan naar 7.

7.Krik de voorkant van de auto op en ondersteun hem op de juiste plaatsen met veiligheidsbokken.

8.Verwijder de voorwielen.

9.Vervang de klembouten van de schokdemper door de afstelbouten (A) en stel de camber af.
OPMERKING:
  • De camber kan worden afgesteld tot op circa 20 ' door een demperklembout te vervangen door de afstelbout.
    Is de meetwaarde minder dan ±50 ' (middelwaarde van tolerantie), vervang dan de bovenste demperklembout door de afstelbout.
    Is de meetwaarde meer dan ±50 ' (middelwaarde van tolerantie), vervang dan de bovenste en de onderste demperklembouten door de afstelbouten.
    De camber kan worden afgesteld tot 1° 40 ' (middelwaarde van tolerantie) door zowel de bovenste als de onderste demperklembouten door de afstelbouten te vervangen. Het verschil tussen de hoek aan de linkerzijde en die aan de rechterzijde mag echter nooit groter zijn dan 2 °20 '.
  • Gebruik bij het inbouwen nieuwe moeren (B).

 

10.Draai de stelbouten vast conform het voorgeschreven aanhaalmoment.

11.Monteer de voorwielen weer terug. Laat de voorzijde van de auto op de grond zakken en laat de voorzijde van de auto een paar keer veren, zodat de wielophanging zich kan zetten.

12.Meet de camber. Als de camber niet binnen de specificaties valt, herhaal dan 6 t/m 11 om de camber opnieuw af te stellen. Als de cambermeting juist is, meet dan het toespoor en stel dit zo nodig af.

Inspectie camber achterwielen


1.Krik de achterkant van de auto op en verwijder de wieldoppen.

OPMERKING: Duw nadat u het wiel hebt verwijderd de dop op het aluminiumwiel van binnen naar buiten.

2.Breng het meethulpstuk wieluitlijning (A) en de camber-/castermeter aan op de wielnaaf.

 

3.Lees de camber af op de meter met de bel in het midden. Als de camber niet binnen de specificaties valt, controleer dan op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.

Camber achterwielen: -1 ° 00 '±30 ' 

Sporing voorzijde inspecteren/afstellen


1.Zet de spaken van het stuurwiel in het midden.

2.Controleer de sporing. Als deze niet binnen de specificaties valt, ga dan naar 3.

Toespoor voorwielen: 0±2 mm) 


3.Draai de borgmoer (A) los terwijl u het uiteinde van de spoorstang (B) vasthoudt.



Zorg ervoor dat u het uiteinde van de spoorstang met een steeksleutel vastzet.

 

4.Draai de spoorstangen (C) totdat de sporing correct is.

OPMERKING: Verstel het rechter- en linkerwiel tegelijkertijd en met dezelfde afstelwaarde in tegengestelde richting, om zo de correcte sporingwaarde te verkrijgen en het stuurwiel in de rechtuitstand te houden.

5.Draai na het afstellen de borgmoer vast terwijl u de spoorstang vasthoudt. Zorg ervoor dat de afstelling van de sporing niet meer verandert.

Sporing achter inspecteren


1.Zet de handrem los.

2.Controleer de sporing. Als deze niet binnen de specificaties valt, controleer dan op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.

Toespoor achterwielen: 4±2 mm 

Draaihoek inspecteren


1.Krik de auto op en zet de draaihoekmeters onder de voorwielen. Plaats platen met dezelfde dikte als de draaihoekmeters onder de achterwielen en laat de auto zakken.

OPMERKING: Controleer of de auto vlak staat met de wielen op de draaiplaten en de platen.

 


2.Draai het stuurwiel volledig naar rechts en naar links terwijl u de rem intrapt en controleer de draaihoeken van beide voorwielen. Als de draaihoek niet binnen de specificaties valt of de hoekverdraaiing binnenwaarts rechts anders is dan links, ga dan naar 3.

Draaihoek: 
 Naar binnen:  
 16 inch wiel: 38 ° 32 '±2 ° 
 17 inch wiel: 36 ° 32 '±2 ° 
 Naar buiten (referentie):  
 16 inch wiel: 32 ° 31 ' 
 17 inch wiel: 31 ° 16 ' 


3.Controleer de sporing. Als deze correct is maar de draaihoek niet binnen de specificaties valt, controleer dan op verbogen of beschadigde componenten van de wielophanging.