1. | Breng de achterzijde van de auto omhoog en breng op de juiste plaatsen veiligheidsbokken aan . |
2. | Verwijder de wielmoeren (A) en het achterwiel.
|
3. | Verwijder de kabelklemmen (A) van de handrem.
|
4. | Verwijder de bevestigingsbouten (A) van de remklauwbeugel, en verwijder de remklauw (B) van het astapeind. Hang de remklauw op aan een kort stuk draad aan het chassis om beschadiging aan de remklauw of de remslang te voorkomen. Zorg dat de remslang niet te veel wordt verdraaid. OPMERKING: Vervang tijdens het monteren de antipiepplaatjes op het binnenste en buitenste remblok.
|
5. | Verwijder de naafdop (A).
|
6. | Wrik de inslag (B) van de naafmoer (C) op, en verwijder de moer. |
7. | Verwijder de 6 mm schroeven (A) waarmee de remschijf wordt vastgezet.
|
8. | Verwijder de remschijf (B) en de naaflagereenheid. OPMERKING: Als de remschijf vastzit op de naaflagereenheid. Schroef twee bouten van 8 x 1,25 mm (C) in de remschijf om deze van de naaflagereenheid (D) af te duwen. Draai iedere bout om de beurt 90 graden aan om te voorkomen dat er te veel buigspanning op de schijf komt. |
9. | Verwijder het binnenlager van de naaf (A).
|
10. | Controleer de naaf op beschadiging en scheuren. |
11. | Monteren van het binnenlager van de naaf gebeurt in omgekeerde volgorde van het uitbouwen. Let daarbij op de volgende punten:
|